Overslaan en naar de inhoud gaan

Een medewerkster in de gehandicaptenzorg ontwikkelt long-COVID. Ligt de oorzaak in het werk?

Bij het NCvB zijn duizenden meldingen van beroepsziekten door COVID-19 infectie geregistreerd, in sommige situaties is de erkenning hiervan door de werkgever voor betrokken werknemer een aanleiding om vragen te stellen over rechten en plichten. Op de helpdesk van het NCvB komt de volgende vraag binnen: ‘hoe kijkt U aan tegen de handelswijze van mijn bedrijfsarts?’. Aanleiding is een dreigende loonkorting een jaar na de ziekmelding.

De kwestie gaat over een mevrouw werkzaam in de gehandicaptenzorg. Zij testte in april 2021 positief na het in quarantaine brengen van een zo bleek positief besmette cliënt. Twee of drie cliënten, twee ouders en drie begeleiders onder wie betrokken mevrouw, raakten besmet in dezelfde periode. Ook in het werkgebied van één van de besmette cliënten werden besmettingen gemeld. De GGD gaf telefonisch destijds aan dat zij zeer waarschijnlijk besmet raakte op het werk.

Mevrouw ontwikkelde long-COVID en er volgt een moeizaam herstel, waarbij mevrouw arbeidsongeschikt gemeld blijft. De Cao-gehandicaptenzorg geeft aan bij een clusterbesmetting het 2e jaar 100% uit te betalen in plaats van de loonkorting van 30% in het tweede arbeidsongeschiktheidsjaar. De werkgever stelt op advies van de bedrijfsarts dat het waarschijnlijk kan zijn geweest dat Corona door het werk zou kunnen zijn gekomen. Daarbij geeft de toenmalige bedrijfsarts echter aan dat het de vraag is of dit tot long-COVID heeft geleid. De toenmalige bedrijfsarts geeft ook aan dat bij Coronagolven er zeker geen duidelijkheid is geweest omdat dit overal opgelopen kan zijn. Omdat de bron onbekend was, is er dan ook door de bedrijfsarts geen melding gedaan van het ontstaan van een beroepsziekte.

Antwoord NCvB:
De beschreven long-COVID is een voorbeeld van een zeer waarschijnlijke beroepsziekte. Het is een gegeven dat er een verhoogd risico is voor bepaalde gezondheidswerkers gezien hun verhoogde kans om in aanraking met besmette cliënten/patiënten te komen, zeker in de eerste periode van de COVID-19 pandemie waar nog niet bij alle instellingen beschermingsmiddelen voorradig waren. Een verhoogd beroepsrisico is ook beschreven bij beroepen met contact met het publiek, bij beperkte werkruimtes en bij suboptimale hygiënische maatregelen.

Er zijn mensen met het standpunt dat COVID-19 niet kan worden geclassificeerd als een beroepsziekte, maar beschouwt moet worden als een ‘openbaar gezondheidsrisico’. Het NCvB heeft als standpunt dat de bedrijfsarts de werkgever en werknemer moet rapporteren dat de aandoening waarschijnlijk op het werk is opgelopen. Bij intensief contact met cliënten dienen preventieve maatregelen te zijn geregeld, zoals vaccinatie en persoonlijke beschermingsmiddelen. Bij stagnerend herstel is multidisciplinaire behandeling (revalidatie) aangewezen. De bedrijfsarts hoeft geen mededeling te doen aan werkgever en werknemer dat er melding is gedaan bij het NCvB. Immers de meldingen zijn anoniem en niet op de persoon herleidbaar.

Vandeweerdt M. COVID-19 en verwikkelingen vaccinatie: beroepsziekte, arbeidsongeval? Tijdschr Bedr Verzekeringsgeneeskd 2021; 29: 14-17