Overslaan en naar de inhoud gaan
Door redactie op 03-12-2018 - 13:00

Wat gebeurt er als bedrijfsartsen zelf te maken krijgen met een burn-out? Wie waarborgt hun gezondheid? Maxime de Jong, student sociale geneeskunde, deed er onderzoek naar en stuit op een opvallende gebrek aan data, mede veroorzaakt door onderrapportage.
 

Een bedrijfsarts met een burn-out is onderdeel van een groter probleem, constateert ze. Diegenen die horen te helpen, begeleiden en rapporteren, vallen zelf uit. Als dit probleem niet wordt (h)erkend en dat kan gezien de schaarsheid van studies, zijn de gevolgen voor werkgevers én werknemers in nagenoeg elke branche groot.

“Healthy citizens are the greatest asset any country can have.”

- Sir Winston Churchill

Maxime de Jong: “Tijdens mijn coschap sociale geneeskunde werkte ik met verschillende bedrijfsartsen samen. Elke maand een nieuwe plek, nieuwe mensen en nieuwe taken. Eén ding bleef echter continu aanwezig: de hoge werkdruk, permanente stress en lange uren. Inmiddels is hier meer aandacht voor en lijkt een burn-out onder medici voorzichtig haar label van ‘taboe’ te verliezen: over psychische klachten wordt meer en meer gesproken. Recentelijk is de NVAB-richtlijn 'Psychische Problemen' gedeeltelijk herzien. Daarmee krijgen bedrijfsartsen handvatten aangereikt om werknemers met overspannenheid en burn-out goed te begeleiden. Maar wat gebeurt er als juist die bedrijfsartsen zelf te maken krijgen met een burn-out? Wie waarborgt dan hun gezondheid? Deze onduidelijkheid was voor mij genoeg reden om te onderzoeken wat er bekend is over bedrijfsartsen met een burn-out.

Schaarse data
In 2014 vertelde bedrijfsarts Eric Hoeben over zijn ervaringen met een burn-out, maar verdere data blijken schaars. Ook na een uitgebreide PubMed zoekstrategie blijft de oogst mager. In 2013 publiceerde Lesage et al. een Frans onderzoek naar de gevolgen voor het gezondheidssysteem van de hoge prevalentie van burn-out onder bedrijfsartsen. In deze studie werd burn-out gedefinieerd als een trias van ‘emotionele uitputting’, een gevoel van ‘depersonalisatie’ en een laag gevoel van ‘personal accomplishment’. De online vragenlijst werd door 1.670 bedrijfsartsen, 33 procent van alle benaderden, ingevuld. In de studie bleek de prevalentie van burn-out 11,8 procent. De onderzoekers concluderen dat voornamelijk het niet gewaardeerd of serieus genomen worden door collega’s en patiënten en een afbreuk van zelfvertrouwen bijdragen aan het optreden van een burn-out. In Frankrijk werken echter alle bedrijfsartsen in loondienst. Daar is het niet mogelijk om als individuele of zelfstandige bedrijfsarts aan de slag te gaan. 

Zelfstandige bedrijfsartsen
Dit laatste is van belang omdat Stommen et al. in 2007 onderzoek hebben gedaan naar tekenen van burn-out onder zowel zelfstandige bedrijfsartsen als bedrijfsartsen in loondienst. Aan de studie namen 184 bedrijfsartsen deel: 23,4% werkte als zelfstandige bedrijfsarts en 76,6% was in loondienst. Emotionele uitputting (als maat voor burn-out) werd gemeten met de Utrechtse Burnout Schaal. Op een schaal van 0-6 scoorden de bedrijfsartsen werkzaam in dienstverband 1,77 op de schaal van emotionele uitputting, terwijl hun collega’s die werkzaam zijn als zelfstandigen slechts 1,17 scoorden (p=0,003). Na een multivariate regressie analyse bleek dit verschil gedeeltelijk verklaard te worden door ‘subjectieve werkkenmerken’ zoals ervaren werkbeslissingsruimte en werkeisen. Stommen et al. (2007) concludeerden dan ook dat ‘autonomie … een protectief effect heeft op het optreden van werkstress onder bedrijfsartsen werkzaam als zelfstandige’. Van belang voor de interpretatie bij zowel de Nederlandse als de Franse studie is de relatief lage respons: in Frankrijk 33 procent en in Nederland 45 procent.

Satisfiers en dissatisfiers
In 2011 verscheen nog een Nederlands artikel van Plomp et al. over ‘satisfiers’ en ‘dissatisfiers’ van en voor bedrijfsartsen. Zelfstandigen hadden de hoogste algemene werktevredenheid. Bedrijfsartsen in loondienst hadden de laagste werktevredenheid, maar scoorden wel hoog op een goede sfeer en relatie met collega’s en op werkzekerheid. Beide groepen vinden het belangrijk dat het werk inhoudelijk uitdagend blijft en hebben behoefte aan vakinhoudelijke ontwikkeling. Het werken onder tijdsdruk is een duidelijke 'dissatisfier' voor beide groepen. Echter, de onderzoekers stellen dat de NVAB richtlijnen voor professioneel handelen niet realistisch zijn en dat bedrijfsartsen, om hun beroep naar behoren uit te kunnen voeren, continu op de grenslijn moeten balanceren van hun 'professionele integriteit'.

Meldingen
Gezien de schaarste van gepubliceerde data, en om een zo compleet mogelijk overzicht te krijgen, besloot ik de cijfers van melding en registratiesysteem van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) op te vragen. Volgens deze gegevens zijn er sinds 2002 vijftien bedrijfsartsen uitgevallen vanwege burn-out of surmenage, waarvan slechts één in 2018. Daarentegen vertelde één van de bedrijfsartsen waarmee ik heb samengewerkt dat ze in 2018 drie bedrijfsartsen met burn-out had begeleid, terwijl ze - je raadt het al - nog niet aan het melden was toegekomen door haar eigen hoeveelheid werk. Zo wordt het probleem van onderrapportage steeds complexer.

Al met al is de bedrijfsarts met een burn-out onderdeel van een groter probleem. Diegenen die horen te helpen, begeleiden en rapporteren vallen namelijk zelf uit. Als dit probleem niet wordt (h)erkend en dat kan gezien de schaarsheid van studies, zijn de gevolgen voor werkgevers én werknemers in nagenoeg elke branche groot. Naast de bekende kritiek op hoge tijdsdruk en hoeveelheid administratie liggen mogelijke ingangen voor verbetering bij aandacht voor zelfwaardering en waarborgen van autonomie. Het is essentieel om de bedrijfsartsen zelf te betrekken bij verbeteringen hierin. Zij begeleiden immers al jaren medici met een burn-out. En laten we tot die tijd onszelf en elkaar goed in de gaten houden.”

Maxime de Jong

Bronnen:

  • Lesage, François-Xavier, et al. "Burnout among occupational physicians: a threat to occupational health systems?—a nationwide cross-sectional survey." Annals of occupational hygiene 57.7 (2013): 913-919.
  • Plomp, Harmen Nico, et al. "Werkbeleving en werktevredenheid van bedrijfsartsen: grote verschillen tussen artsen en werksituaties." TBV–Tijdschrift voor Bedrijfs-en Verzekeringsgeneeskunde 19.2 (2011): 54-61.
  • Stommen, N. C. J., A. van Attekum, and I. J. Kant. "De bedrijfsarts als zelfstandig ondernemer: lust of last?." TBV–Tijdschrift voor Bedrijfs-en Verzekeringsgeneeskunde 15.4 (2007): 162-168.