Overslaan en naar de inhoud gaan
Door redactie op 13-07-2017 - 11:20

Krijg je kanker van kankerverwekkende stoffen? Het lijkt evident: ja, natuurlijk. Maar zo eenvoudig is het antwoord niet. Ondanks de vaak alarmerende nieuwsberichten, zoals recent over de risico’s van chroom in verf, rood of bewerkt vlees, … leidt contact met een kankerverwekkende stof gelukkig lang niet altijd tot de ontwikkeling van kanker. Dat is namelijk een kansspel met veel verschillende factoren.

Kanker komt vaak voor en is een mysterieuze ziekte die zijn geheimen maar stap voor stap prijs heeft. De oorzaak ligt in een samenspel tussen genetische factoren en invloeden van buiten zoals levensstijl en omgevingsfactoren die per type van kanker kunnen variëren. Wetenschappers schatten dat slechts 10-20 procent van de kankers door genetische risicofactoren wordt bepaald, en dus 90-80 procent door niet-genetische factoren. Bovendien zal niet iedereen met een risicovol gen ook daadwerkelijk kanker ontwikkelen. Ook hierbij spelen de andere factoren een rol: zoals levensstijl (roken, alcohol, beweging) en blootstelling aan kankerverwekkende stoffen.

 Kankerverwekkende stoffen

 De term kankerverwekkend verwijst naar de eigenschappen van een stof. Een stof zoals asbest of chroom kan bijvoorbeeld schade aan het DNA veroorzaken waardoor cellen de controle over hun groei kunnen verliezen en evolueren tot kankercellen. Of een stof deze eigenschap heeft, kan getest worden in zowel celculturen als dieronderzoek. Naarmate uit die experimenten meer en consistentere aanwijzingen zijn voor mogelijke DNA-schade, neemt de kans toe dat de stof ook kankerverwekkend is voor de mens. Maar omdat zowel celculturen als proefdieren niet hetzelfde zijn als een menselijk lichaam is er zelden absolute zekerheid over de risico’s bij de mens.

 Om dat risico voor de mens beter te kunnen inschatten, worden onderzoeken opgezet waarbij in grote groepen mensen het verband wordt onderzocht tussen het blootstaan aan een omgevingsfactor en het optreden van kanker. Voor specifieke blootstelling bij een beperkte groep is het vaak moeilijk om een voldoende mensen in je onderzoek te betrekken. Bovendien holt dergelijk “epidemiologisch onderzoek” per definitie achter de feiten aan omdat de meeste kankers pas tientallen jaren na de blootstelling ontstaan. Van longvlieskanker (mesothelioom) dat ontstaat door blootstelling aan asbest weten we dat er wel 20 tot 60 jaar kan zitten tussen de blootstelling aan asbest en het ontstaan van de kanker.

 Dus in het onderzoek moet je, zelfs wanneer je de blootstelling kent, jaren wachten alvorens je de vermoede gevallen van kanker zult zien ontstaan. Omdat kanker een vaak voorkomende ziekte is, blijft het dan nog lastig om een toename aan kanker te ontdekken en te koppelen aan de eerdere blootstelling. Het alternatief is bij nu vastgestelde kankergevallen terugkijken naar de blootstelling van tientallen jaren geleden. Het moge duidelijk zijn dat zo’n lange periode ervoor zorgt dat deze blootstelling meestal onvoldoende precies en onvolledig kan worden gemeten. Het is immers onmogelijk om de volledige blootstelling van een mens van bij geboorte in kaart te brengen. Dat maakt het dan ook moeilijk om een uitspraak te doen over het werkelijk risico bij mensen.

Wat is het werkelijk risico?

 Hoewel we, gezien de impact van kanker, graag zekerheid willen over wat goed en wat slecht is, moeten we op basis van wetenschappelijk onderzoek, leren omgaan met onzekerheden. Bovendien zorgt nieuw onderzoek er regelmatig voor dat bestaande opvattingen moeten worden bijgesteld. Een aantal instanties probeert deze ontwikkelingen bij te houden. Een daarvan is het Internationaal Agentschap voor Onderzoek naar Kanker (IARC) dat voortdurend informatie uit kankertesten en epidemiologisch onderzoek verzamelt en beoordeelt. Zij kijken voor mogelijk kankerverwekkende factoren vooral naar de mate van bewijs die er voor bestaat en delen die in naar: bewezen (klasse 1), mogelijk (klasse 2A), waarschijnlijk (klasse 2B) en niet kankerverwekkend (klasse 3). In berichten hierover wordt “bewezen, mogelijk en waarschijnlijk” al snel begrepen als “kankerverwekkend”, terwijl de indeling alleen iets zegt over het niveau van het bewijs en niet over de grootte van het risico. Een stof die het kankerrisico maar in beperkte mate verhoogt, kan dus in eenzelfde klasse ingedeeld worden als een stof die het risico verdubbelt. Dus onder het etiket “kankerverwekkend” vallen zowel stoffen met een groot (sigarettenrook,…) en met een klein risico voor de mens.

 In de nieuwsberichten over kankerverwekkende stoffen (chroom, PFOA,…) of leefgewoontes (eten van rood of bereid vlees, nachtwerk,…) wordt zelden duidelijk vermeld wat het werkelijke risico is bij de mens. Terwijl dat nu juist van belang is. Sigarettenrook en bewerkt vlees zijn beide geklasseerd als bewezen, klasse 1 carcinogenen, maar toch is het risico op kanker heel verschillend. Een rekenvoorbeeld van Cancer Research UK illustreert dit: indien elke Brit zou stoppen met roken, dan zouden er 64,500 minder kankers zijn per jaar in de UK, terwijl er 8,800 kankers zouden worden voorkomen indien ze stoppen met eten van bewerkt of rood vlees.

 Om verder bij ons voorbeeld over rood en bereid vlees te blijven: wordt er, op zich correct, vermeld dat elke 50 gram verwerkt vlees dat per dag en elke dag wordt gegeten, het risico op darmkanker met 18% verhoogt. Dit lijkt heel wat, maar het gaat om een relatief risico dat geldt in groepen. Als er in Europa 60 per 1000 inwoners darmkanker ontwikkelen, dan betekent het dat van 1000 mensen die heel veel verwerkt vlees eten, er 65 darmkanker ontwikkelen tijdens hun leven, tegenover 55 in de groep die zeer weinig bewerkt vlees eten.

 Dat komt omdat het risico niet alleen afhangt van de kankerverwekkendheid van de stof, maar ook van de blootstelling (hoeveel en hoe lang), de blootstelling aan andere stoffen, de genetische aanleg en waarschijnlijk nog vele andere factoren die we nu nog niet kennen.

 Besluit, omgeving heeft een belangrijke impact op de ontwikkeling van kanker, maar het blijft een uitdaging om die correct in te schatten en te communiceren. Om kanker te voorkomen, is het belangrijk om zoveel mogelijk alle kankerverwekkende stoffen in kaart te brengen. Maar contact met een kankerverwekkende stof leidt dus lang niet in alle gevallen tot de ontwikkeling van kanker. Al kun je de blootstelling beter zo laag mogelijk proberen te houden.

 

Geschreven door

  • Lode Godderis, professor arbeids- en milieugeneeskunde aan het Centrum voor Omgeving en Gezondheid van de KU Leuven en directeur onderzoek bij Idewe. Hij voert onderzoek naar werk en gezondheid. Hij tweet via @lode_godderis.
  • Annet Lenderink, klinisch arbeidsgeneeskunde en beroepsziektespecialist op het gebied van toxicologie en kanker en werk van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, onderdeel van het Coronel Instituut voor Werk en Gezondheid in het AMC in Amsterdam.
  • http://kuleuvenblogt.be/2015/11/12/krijg-je-kanker-door-kankerverwekkend