Fluisterspraaktest

De fluisterspraaktest wordt gedaan op oorhoogte met de patiënt, en kan zittend of staand worden uitgevoerd. De onderzoeker bevindt zich op een afstand van 1 meter achter de patiënt om liplezen te voorkomen. Door de patiënt een vinger vooraan in de oorschelp van het niet te testen oor heen en weer te laten bewegen, wordt een zeker maskeergeluid aangeboden aan dat oor. De onderzoeker fluistert, nadat hij of zij volledig heeft uitgeademd, zo duidelijk mogelijk zonder de stembanden te gebruiken. Per oor worden zes combinaties van drie cijfers en letters gefluisterd.

De combinaties die worden gebruikt in dit onderzoek zijn:
Linker oor: 3F6, G7L, O7S, 2K4, 8S5, 1P5
Rechter oor: F5C, Z3L, 6K7, 3S8, 2R9, X4U

Combinaties met B en D, M en N, H en A dienen te worden vermeden omdat deze tot verwarring kunnen leiden. Het gebruik van Q in deze combinaties wordt afgeraden. De patiënt herhaalt wat hij of zij hoort. Als de patiënt het gefluisterde niet goed nazegt, wordt de combinatie niet opnieuw genoemd. De test is afwijkend als meer dan vier combinaties niet goed worden herhaald.